
Ze is geboren in hartje Amsterdam, 83 jaar geleden. “Ik ben van de Hilligeartstraat,” vertelt mevrouw Cense met een twinkeling in haar ogen. Het was een buurt vlakbij het oude Rijksgebouw “waar nu het Okura Hotel staat”. Daar groeide ze samen met haar vijf jaar oudere broer op. Later werd het gezin uitgebreid met een zusje, acht jaar jonger dan zij. “Mijn moeder was veertig toen ze mijn zusje kreeg, dat was in die tijd best oud.”
Toen haar vader, na de oorlog, carrière maakte, verhuisde het gezin naar Amsterdam-Zuid. Het was een buurt vol statige huizen, dicht bij het Concertgebouw. “Het was voor die tijd een chique buurt. Ik heb daar tot mijn drieëntwintigste gewoond.”
Een tikkeltje recalcitrant
Als meisje was ze nieuwsgierig, leergierig en soms een tikkeltje recalcitrant. Ze volgde de opleiding OCMA (Opleiding Christelijk Maatschappelijk Arbeid), waar taal, handwerk en zelfs kooklessen op het programma stonden. “Ik was klassenoudste, maar organiseerde ondertussen feestjes met de jongens van de school tegenover ons,” vertelt ze trots. Daarna volgde Schoevers, de gerenommeerde opleiding tot directiesecretaresse. “We moesten blind leren typen op machines zonder letters. Op de maat van de muziek tikten we erop los. Dat geluid vergeet ik nooit meer.”
Op haar achttiende verloofde ze zich met een jongen van de jeugdsociëteit. Vijf jaar lang bleven ze samen, maar de relatie liep stuk. “Hij wilde maar niet verder. We kregen verschillende woningen aangeboden, maar hij weigerde steeds. Toen dacht ik: wil je nou wel of niet? En heb ik de knoop doorgehakt.” Het was pijnlijk, maar ook bevrijdend. Ze had inmiddels een complete uitzet gespaard – zilveren bestek, mooi linnengoed – en besloot dat voor zichzelf te gebruiken. “Ik kocht een Fiatje 600 en tufte vrolijk naar mijn werk.”
Haar werk bracht haar bij Honeywell-Bull, een opkomende computerfirma. Daar werkte ze als directiesecretaresse voor de General Manager. Elke week vertaalde ze zijn rapporten voor het hoofdkantoor in Parijs. “Ze noemden me weleens de secretaresse met die eigenaardige Franse zinnen,” zegt ze glimlachend. “Maar ik redde me prima.”
Een liefde in de Jordaan
In die tijd leerde ze haar toekomstige man kennen. Hij volgde een makelaarscursus samen met haar broer en was op zoek naar “een nieuw gezicht” om mee te nemen naar een feestje. “Toen hij mijn foto zag in het trouwalbum van m’n broer, zei hij: ‘Die lijkt me wel wat.’” Hun eerste ontmoeting volgde, in de Jordaan en de klik was er meteen. “Hij bracht me na een feestje thuis in zijn Borgward-auto en vroeg of ik nog een afzakkertje wilde. Vanaf dat moment waren we eigenlijk onafscheidelijk.”
Samen bouwen aan een leven
Na een paar jaar verkering - met horten en stoten - trouwden ze in 1970. Samen vestigden ze zich in Zandvoort, waar hij zijn makelaarskantoor begon. Al snel haalde ook zij haar makelaarsdiploma. “Hij zei altijd: als jij dat diploma ook hebt, is dat de beste levensverzekering. Mocht mij iets overkomen, dan kun jij het overnemen.” Vanuit een klein kantoorpand achter hun huis bouwden ze samen een bloeiende zaak op.
Hun dochter werd geboren in 1972, hun zoon in 1975. Het gezin woonde in een groot verbouwd huis, waar ook haar schoonvader introk. “We hadden het druk, maar fijn. Met de babyfoon op het bureau konden we ’s avonds doorwerken.”
Na jaren hard werken en het opbouwen van hun bedrijf, kwam er meer ruimte om te genieten. Frankrijk werd hun tweede thuis. In een stil dorpje in de Provence huurden ze jaarlijks soms wekenlang een huisje van vrienden. “Het was er heerlijk rustig. Mijn man zei altijd: hier hoor je geen hond blaffen.” Toen die vrienden het huis verkochten, kwam daar een einde aan. Maar gelukkig konden ze terecht bij Engelse vrienden in Zuid-Spanje, die daar een groot huis hadden. “Een prachtige woning, een soort Dallas-huis. Het was een heerlijke tijd.”
Naast mooie reizen maken, speelde kunst en verzamelen ook een rol in hun leven. Ze bezochten veilingen, kochten schilderijen en prenten, altijd met het thema Zandvoort. “Op een gegeven moment leek ons huis wel een museum,” vertelt ze lachend. “Maar alles herinnerde ons aan onze plek, onze roots.”
Een plots afscheid
Na ruim 50 jaar samen overleed haar man plotseling in de tuin. Die middag hadden ze nog een heerlijk rondje door Zandvoort gereden, zoals ze vaak deden. “Hij mocht eigenlijk niet meer rijden, maar we deden altijd samen een klein rondje door de duinen en langs het dorp. Het was ons vaste ritueel.” Terug thuis, terwijl ik binnen wat te drinken klaarmaakte, zat hij met een boek in de tuin, waar zijn hart plotseling stilviel. Toen ik buitenkwam trof ik hem daar aan. “Voor ons was het een grote klap, maar hij heeft gelukkig niets gemerkt. Het was wel een mooie manier van gaan.”
“Toen ik na die week weer naar huis moest, stond ik met tranen in mijn ogen”
Van vallen naar opstaan
Vanaf dat moment stond ze er alleen voor. Samen met haar dochter en kleindochters, die in het achterhuis woonden, hield ze het nog een tijd vol in Zandvoort. Maar na een val in november 2023 veranderde alles. In het ziekenhuis kreeg ze de diagnose Kahler, een vorm van bloedkanker. Een periode van zware behandelingen en revalidatie volgde. “Terug naar huis kon eigenlijk niet meer. Ik kon niet alleen zijn en de thuiszorg was zo onpersoonlijk. Iedere dag iemand anders, dat vond ik vreselijk.”
Haar kinderen herinnerden zich hoe ze een maand daarvoor een week had gelogeerd in Villa Duinstaete, terwijl zij op vakantie waren. “Dat was zo fijn. Toen ik na die week weer naar huis moest, stond ik met tranen in mijn ogen. Ik wilde eigenlijk niet weg.”
Dus toen mevrouw Cense na de revalidatie niet terug naar huis kon, was de keuze snel gemaakt. In januari 2024 verhuisde ze definitief naar de villa. “En het bijzondere was: ik kon terecht in precies hetzelfde appartement waar ik die week ook had gelogeerd.”
Een nieuw thuis in de villa
Met haar schilderijen, prenten en meubels om zich heen voelde ze zich er meteen op haar plek. “Als ik na de lunch mijn appartement binnenkom, denk voel ik me thuis.” Wat het verschil vooral maakt, is de aandacht. “Soms is het maar een hand op je schouder of een vriendelijk woord tijdens het eten. Dat kleine gebaar betekent dat je gezien wordt. En dat gevoel, dat maakt alles lichter.”
Het bijzondere is dat ze die aandacht zelf ook is gaan doorgeven. “Je neemt het zelf over,” vertelt ze. “Als ik iemand zie die verdrietig of alleen is, dan leg ik ook even een hand op een schouder. Je ziet diegene dan opveren. Het geeft aan: ik zie jou. Dat menselijke contact is zo belangrijk.”
Door die kleine gebaren ontstonden er nieuwe verbindingen. Ook in de contacten met andere bewoners vond mevrouw Cense verbinding. Zo heeft ze een hechte band opgebouwd met een mede-Amsterdamse bewoonster. “We noemen onszelf de Amsterdamse tweeling. Dat voelt vertrouwd, je hebt altijd aanspraak. En als ik even alleen wil zijn, dan kan dat ook. Ik lees bijvoorbeeld heel graag, ik heb hier al zóveel boeken verslonden. Ik geniet daar echt van.”
Naast dat stille genieten is er ook volop ruimte voor creativiteit en samenzijn. Het schilderen is een vast onderdeel van haar week. “Daar kan ik me echt op verheugen. Met een klein groepje zitten we uren te werken. Zelfs een dame van 98 doet nog mee, ik vind dat prachtig om te zien. Het geeft mij plezier, maar ook een gevoel van samen iets beleven.”
Dankbaar terugkijken, vol rust vooruitzien
Wanneer ze terugkijkt op haar leven, overheerst trots en dankbaarheid. “Mijn man en ik hebben samen een fijn leven gehad. We hebben hard gewerkt, veel genoten en onze kinderen en kleinkinderen doen het goed. Daar ben ik trots op.”
Maar ook in haar huidige leven voelt ze zich rijk. De villa heeft haar een gevoel van geborgenheid teruggegeven. “Ik zou niet meer terug willen naar huis. Hier is zorg, aanspraak, maar ook rust. Ik heb geleerd dat je ook op latere leeftijd opnieuw een thuis kunt vinden. Dat is voor mij het allerbelangrijkste.”